Woodhouse in Wonderland

Ode aan ons verblijf in Blue Fox Bay (Afognak Island Alaska)
Gebaseerd op het idee van Alice in Wonderland:

Onze eerste ontmoeting met de mythische omgeving van Blue Fox Bay is gepland in de nazomer. Deze baai ligt in het noorden van de Kodiak archipel. De Kingfisher Bush Hawks zijn afgeladen met voedsel, kleding, fotoapparatuur, en een Zodiac boot. Het is mooi weer. De dropping vlakbij de cabin, aan het zuid-strand van de baai, verloopt voorspoedig. “Dit is een stil en geheimzinnig land” zegt Glenn, onze piloot. Als je echt beren wilt zien, zal je die hier niet snel vinden. Ze zijn heel schuw en het landschap is gesloten, totaal anders dan jullie gewend zijn.

De volgende dag stappen wij in onze Zodiac om de kust te verkennen……
Eerder die ochtend werden wij al getrakteerd op een prachtige zonsopgang en nu varen wij vol verwachting de baai in om nog meer traktaties te ondergaan.

Midden in de baai zwemt een Koninginnen kwal voor onze boot uit. Haar witte sluier-slierten trekken ons als het ware mee naar een lichte inham in de gesloten kust. Prachtige groene kleuren flitsen langs de bosrand en lonken ons naar de kant.

De zeeotter, die vlak voor de kust heerlijk een schelp ligt te ontbloten, draait zich om en kijkt ons verbaast aan.
“Ik zou het niet doen. Ga niet door die verleidelijke poort naar binnen. Daarachter wonen de mosmannetjes die je geheel in mos veranderen. Mijn broer is er eens aan de wal gaan kijken. Later dreef er een mosotter door de baai. Ik kon met moeite zien dat het mijn broer was. Maar je moet het natuurlijk zelf weten. Mensen luisteren niet naar otters. Dus ik zou het niet doen, maar ga je gang”.
Wij laten de boot op de kust lopen. Juist voor de boot priemen grondogen omhoog, terwijl ze omsloten worden door de lange vingers van mevrouw Roze Ster. Haar vingers sluiten zich om de grondogen en staan op het punt om die dicht te drukken. “Zij mogen jullie niet zien” roept mevrouw Roze Ster. “Als zij jullie zien, dan trillen zij jullie beelden door het water, zodat de mosotters voorbereid zijn op jullie komst en gaan zij zich direct vermenigvuldigen”.
Dan worden jullie vermosterd.

De poort lacht ons verleidelijk toe. De oude kale stammen glinsteren aan de rand van de ingang.
“Kom maar binnen. Zie maar, we zijn reuze oud en wij staan er nog steeds gladjes bij! Ongemosterd”.
De kale stammen laten hun gepolijste basten zien in een stralende lichtkrans, zodat het voor ons onmogelijk is om de verleiding te weerstaan en …. wij trekken het Wonderland binnen.

De rustige vloedwaters staan hoog in het bos en overstromen de oevers, zodat de bossages van Maple Leaves en Sitka Spruce met hun wortels in het water staan. Langzaam drijven we stroomopwaarts door een tunnel van takken. In de verte horen wij het kletteren van water en rondom onze boot vergezellen de zalmen ons.

De bemoste tentakels van het ondoordringbare bos hangen laag over het water en het zilverwit van het water rol-le-bolt ons tegemoet. De waterstroom is vriendelijk en nodigt ons uit dieper het bos in te gaan, op zoek naar het grote Wonderland. Dan wordt de stroom allengs wilder en ineens stuift er een grote watermassa langs ons heen. ”Ga weg, ga weg uit het water”, roepen deze waterstromen, want wij storten jullie volledig over de zee uit.

Geschrokken springen wij aan de kant, juist voordat de woeste stroom ons mee kan sleuren.
“Is dit de Tranenrivier uit Alice in Wonderland”, vragen wij ons af?
In een diepgroene poel langs de kant van het woeste water mompelen de zalmen en de forellen ons toe.
“Ga niet verder. Wij hebben het geprobeerd en het is ons ook niet gelukt. Maar ja mensen luisteren toch niet naar ons, dus ga je gang”.

Wij trekken nu verder door de wilde bossages, op naar een eindpunt bij het Wondermeer. Langs de kant staat de oude Sitka droef in zichzelf te mompelen. “Eens was ik een mooie boom. Toen hebben zij mij bemosterd en begraven doen ze je niet. Ze laten je voor eeuwig in bemostering staan totdat je bent opgemosterd.
Ga niet verder! Maar ja, mensen luisteren toch niet naar bomen, dus ga je gang”.

De bontjassen van mos omcirkelen alles. Een kleine tak wordt ineens een reuze poot van een reuze spin of van een reuze garnaal met grote groene ogen.

Dan staat plotseling een berin rechtop in het bos. Haar kop en lijf volledig bemost met het goudgroene peluwtje. “Ja mensen, ik sta hier al vijf jaar te winterslapen. Blij dat jullie langskomen. Ik ben toe aan een lekker hapje. Als jullie dat mos even afsnijden dan kan ik mij weer bewegen en mij aan jullie verlekkeren”.
“Nee beertje, wij laten je staan. Je bent voor ons zo wel zo veilig”.
Maar al deze ontmoetingen maken ons wel wat nerveus.

Toch blijft het Wonderland ons trekken.

Ineens valt er een grote mosterd slinger om Rika’s hals. De slinger zit nog vast aan de tak. Wij snijden hem er snel af.
”Niet doen”, roepen de mosterdina’s. “Wij zullen jullie niets doen. Wij willen alleen een peluwtje van mollig mos zijn”. Rika moet erom lachen, maar wij vertrouwen ze niet en ontdoen Rika snel van die mosterdina slinger.

Dan wordt het water donker en doods. De oude wijze stam staat gekruisigd langs het water.
“Ik ben de boom van de wijsheid. Zowel vertikaal, diagonaal, als horizontaal kan ik denken en heb ik mijn wortels en tentakels in de wetenschap. Zeg mij maar wat jullie willen”.
“Wij willen naar Wonderland” antwoorden wij.
“Oh, zo. Als jullie door de plek van het licht gaan zullen jullie het Wonderland zien.
Ik zou het niet doen, maar mensen luisteren toch niet, dus ga maar”.

Wij lopen door de poort van het licht en worden overladen met een overweldigend groen. Maar de struiken van de Maples zitten vol doornen en overal in onze kleren grijpen ze ons vast. Ze prikken door onze kleding heen, zodat wij panisch worden van dit onmogelijke prikkenveld. De mossen kijken ons nog verlangend na.

Na veel geworstel, opent zich dan eindelijk de tunnel van licht en komen wij aan de voet van het Wondermeer. Daar spreekt de Wonderknopenboom elke dag recht over het doen en laten van het Wonderleven. Lang zitten wij stil bij de ongerepte omgeving.
“Daar doe ik nu al jaren mijn best voor”, zegt de Wonderknopenboom “en jullie zijn de eersten die mij mogen bekijken. Je mag hier niets veranderen want anders valt mijn eco in elkaar en dan blijft er van het wonderknopen niets over. Leg het maar vast op jullie wonder schermen en ga dan op weg naar huis. Als je het water rechts hoort vind je links een uitweg. Je mag ook door de lucht, als je kan vliegen, maar dat kunnen jullie mensen niet. Je mag ook onder de grond, maar dan zullen jullie stikken. Neem dus de weg die ik je wijs. Volg mijn achterste tak driehonderd grasspaanders lang zonder af te wijken en spring dan naar beneden in de grote zee. Daar zwemt een walvis en die vangt je op”.

Dan zwijgt de Wonderknopenboom en wij, wij kijken ademloos toe.
Het water trilt nog even na van die zware boomwortel noten. Wij zijn erg onder de indruk en het duurt nog even voor wij hier weg gaan.
Zoals onze Wonderknopenboom gezegd heeft, komen wij, na driehonderd grasspaanders, op een steile hoogte bij de zee. Daar springen wij naar beneden. Wij landen op de rug van een grote walvis, die ons direct naar onze boot brengt. Gelukkig ligt die nog in de monding van de baai.
“Dank je wel zeggen we tegen de walvis”. “Niets te danken” en hij wuift met zijn staart nog even voordat hij volledig onderduikt.

Wij hebben het Wonderland gezien, gevoeld en geproefd en via de foto’s kunnen jullie het meebeleven.

Harry en Rika Houthuijsen.